Suringar en de Leidse Medische Faculteit

 

In de jaren zestig van de negentiende eeuw beschreef de Leidse hoogleraar geneeskunde Gerard Coenraad Bernard Suringar (Lingen 08 april 1802 / Leiden  20 november 1874) de geschiedenis van het medisch onderwijs te Leiden in de vroegmoderne periode (1575-1815). Zijn beschrijving, hoe gedateerd ook wat betreft stijl en methode, vormt in combinatie met de uitvoerige annotaties nog altijd een rijke bron voor onze kennis over dit belangrijke hoofdstuk uit de medische geschiedenis van Nederland.

 

P.H. Suringar, Bijzonderheden betreffende het leven van Dr. G.C.B. Suringar, Ned. T. Geneesk. 2 (1874) II, 66-93.

 

 

(1) G.C.B. Suringar, De twee eerste hoogleeraars in de geneeskunde te Leiden, Ned. T. Geneesk. 4 (1860) 641-655.

(2) G.C.B. Suringar, Over de beoefening der voorbereidende en hulpwetenschappen bij de medische studie aan de Leidsche hoogeschool, gedurende de eerste halve eeuw van haar bestaan inzonderheid over den aanvang en de eerste lotgevallen van het botanische onderwijs, Ned. T. Geneesk. 5 (1861) 121-138.

(3) G.C.B. Suringar, De vroegste geschiedenis van het ontleedkundig onderwijs te Leiden, Ned. T. Geneesk. 5 (1861) 385-394.

(4) G.C.B. Suringar, De medische faculteit te Leiden, in het begin der zeventiende eeuw, Ned. T. Geneesk. 5 (1861) 641-648.

(5) G.C.B. Suringar, Stichting der school voor klinisch onderwijs te Leiden, onder Heurnius en Screvelius, in het jaar 1637; toestand der overige medische studievakken aan de Leidsche Hoogeschool, omstreeks het midden der zeventiende eeuw, Ned. T. Geneesk. 6 (1862) 515-532.

(6) G.C.B. Suringar, Het geneeskundig onderwijs van Albert Kyper en Johannes Antonides van der Linden. De ontleedkundige school van Johannes van Horne, Ned. T. Geneesk. 7 (1863) 193-206.

(7) G.C.B. Suringar, Chemiatrische school van Sylvius. De verdiensten van dien hoogleeraar als ontleedkundige, en zijn praktisch-geneeskundig onderwijs in het Akademische Ziekenhuis te Leiden (1658-1672), Ned. T. Geneesk. 7 (1863) 497-510.

(8) G.C.B. Suringar, Invloed der Cartesiaansche wijsbegeerte op het natuur- en geneeskundig onderwijs aan de Leidsche Hoogeschool, Ned. T. Geneesk. 8 (1864) 153-170.

(9) G.C.B. Suringar, De Medische Faculteit te Leiden op het einde der zeventiende en in het begin der achttiende eeuw, Lucas Schacht en diens ambtgenooten. Anatomisch onderwijs van Drelincourt, Nuck en Bidloo, Ned. T. Geneesk. 8 (1864) 561-586.

(10) G.C.B. Suringar, De Leidsche hoogleeraren in de natuurkundige wetenschappen, inzonderheid in de kruid- en scheikunde, na den dood van Sylvius en voor Boerhaave's benoeming tot professor Chemiae (1672-1718), Ned. T. Geneesk. 1 (1865) II, 275-306.

(11) G.C.B. Suringar, De Leidsche Geneeskundige Faculteit in het begin der achttiende eeuw. Boerhaave en zijne ambtgenooten, Ned. T. Geneesk. 2 (1866) II, 1-39.

(12) G.C.B. Suringar, Het theoretisch-geneeskundig onderwijs van Boerhaave. De klinische lessen door hem en zijn ambtgenoot Herman Oosterdijk Schacht gegeven, Ned. T. Geneesk. 2 (1866) II, 199-225.

(13) G.C.B. Suringar, Verval van het klinisch onderwijs na den dood van Boerhaave; Adriaan van Roijen als hoogleeraar in de kruid- en geneeskunde; waardering van het dynamische element in de theoretische leer van Gaubius en Fredrik Winter; Pieter van Musschenbroek als hoogleraar in de physica, Ned. T. Geneesk. 2 (1866) II, 256-283.

(14) G.C.B. Suringar, De School van Bernhard Siegfried Albinus, Ned. T. Geneesk. 3 (1867) II, 1-20.

(15) G.C.B. Suringar, Het bijeenbrengen eener verzameling van natuurlijke voorwerpen voor het akademisch onderwijs, omstreeks het midden der achttiende eeuw; eerste afzonderlijke lessen over de natuurlijke historie, door den hoogleeraar Allamand, en over de zoölogie door Le Franq van Berkhey, Ned. T. Geneesk. 3 (1867) II, 265-284.

(16) G.C.B. Suringar, Vertegenwoordiging der pathologische anatomie door Gualtherus van Doeveren en Eduard Sandifort. Hunne ambtgenooten Frederik Bernhard Albinus en David van Roijen, Ned. T. Geneesk. 4 (1868) II, 1-24.

(17) G.C.B. Suringar, Herstelling van het klinische onderwijs in 1787. Aankoop van een daarvoor bestemd afzonderlijk gebouw in 1797. De praktisch-geneeskundige lessen van Oosterdijk en Paradijs, benevens de heelkundige kliniek en het praktisch-verloskundig onderwijs van Meinard Simon du Pui. Het theoretisch onderwijs der drie genoemde hoogleraren, Ned. T. Geneesk. 5 (1869) II, 121-156.


(18) G.C.B. Suringar, Het onderwijs in de natuurkundige wetenschappen aan de Leidsche Hoogeschool, gedurende het dertigjarig tijdvak van 1785-1815, Ned. T. Geneesk. 6 (1870) II, 1-75.

 

 

Steun ons met een DONATIE